‘Coca-Cola vond ik tegenvallen. Dat smaakte naar zeep’

Misha-Furman-greyMISHA FURMAN (67) vertrok in 1969 uit Litouwen en kwam via Israël naar Nederland. Hij speelt onder meer in het Rotterdams Philharmonisch Orkest en geeft les bij het Rotterdams Conservatorium.

“Toen ik vijf jaar was wilde ik viool leren spelen. Mijn moeder wist niet wat ze ermee aan moest: zij was alleen thuis. Mijn vader was niet lang daarvoor opgepakt door de KGB en in de gevangenis gezet als politiek gevangene. Ver weg, ergens in Rusland bij de Wolga rivier.

Ze stuurde mijn vader een brief in de gevangenis. Dat ik gek was geworden, dat ik viool wilde spelen. Een paar weken later kregen we een brief terug van hem, met geld voor een viool. Dat had hij verdiend in de gevangenis – hij was kapper en had officieren geknipt.

Vanaf toen heb ik lessen gehad. Ik ging naar twee scholen: de basisschool en de muziekschool. Je moet weten: de muziekscholen waren heel goed in de Sovjet-Unie. Eigenlijk is dat het enige goede aan het systeem. De lessen zijn heel streng, maar de beste musici komen uit het Oostblok. In Nederland mogen de kinderen én voetballen, én op judo, én een muziekinstrument spelen. In Litouwen was het serieuzer: als je viool ging spelen, ging je viool spelen.

Mijn ouders hebben vanaf 1956 geprobeerd een uitreisvisum voor ons te krijgen. Ze wilden dat ik vrijer zou opgroeien. Pas dertien jaar later, in 1969 kregen we er een. Mijn moeder belde me op. We mochten het land uit.

Ik heb de hele nacht niet geslapen. Ik wist wat ik in Litouwen deed, ik was vierdejaars op het conservatorium inmiddels, en was al gevraagd voor een orkest.

Toen we naar de trein gingen nam ik natuurlijk mijn viool mee. En dit kunstwerk van amber, uit de Baltische zee. Dat is typisch Litouws. Ik heb dat cadeau gekregen van mijn vioolleraar Matiukas, van wie ik zes jaar les had.

Maar bij de grens aangekomen mocht ik mijn viool niet meenemen. Het kunstwerk wel.

De eerste nacht kwamen we aan in Budapest – daar zag ik voor het eerst van mijn leven wc-papier. We reisden verder naar Israël, en later ben ik naar Nederland gekomen. Al die vrijheid, al die producten. Ik waande me in het paradijs. Alleen Coca-Cola vond ik tegenvallen. Dat smaakte naar zeep.

Ik kijk iedere dag naar het kunstwerk. Het doet me denken aan de lessen die ik had, aan hoe mijn leraar mij al die jaren ondersteunde.”