Dumitru Tudor ging in stiltestaking op het Universiteitsplein in Boekarest. Het kostte hem vier maanden gevangenisstraf en een vlucht uit zijn land.

Dumitru Tudor (1948), Roemenië. Boekarest 17-20 juni 1990

“Ik was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Op 13 juni 1990 was ik toevallig voor mijn werk in Boekarest en liep langs het Universiteitsplein. Dat deed ik wel vaker: het plein werd al sinds april bezet door duizenden demonstranten die ontevreden waren over het nieuwe regime. Die dag was er meer onrust dan andere dagen. Ik ging een kijkje nemen, als een soort toerist. Het plein was geblokkeerd door politiebusjes. Maar toen gebeurde er iets vreemds: de politie trok zich terug, en een paar minuten later waren er overal ontploffingen en rook, geschreeuw en rennende mensen.

“Ik stond vlakbij het televisiestation, en zag demonstranten naar binnengaan. Boven het gebouw cirkelden helikopters. De menigte was woedend, ook ik stak mijn vuist in de lucht. Toen het uit de hand liep, ben ik weggegaan.

“De volgende dag werden beelden van mij vertoond tijdens het journaal op de staatstelevisie. Ik, met mijn vuist in de lucht. Ik was blijkbaar gefilmd en werd ‘vijand van de democratie’ genoemd.

“Op mijn werk werd me verteld dat ik ‘vrijwillig vakantie’ moest opnemen. Niet veel later werd ik afgevoerd naar het politiebureau voor een ondervraging: mijn eigen collega’s hadden me verraden.

“Ik wist: nu is het afgelopen, ik ben niet vrij meer. Ik voelde me bedrogen en boos, maar ook bang en alleen. Ik kon niet anders, ik móest iets doen.

“Het was zondagmiddag 17 juni toen ik thuis een groot papier pakte. In grote letters schreef ik Greva Tăcerii (‘Stiltestaking’), daaronder dertien eisen zoals vrije pers, de vrijlating van politiek gevangenen en duidelijkheid over de gewelddadige mijnwerkers. Met een touwtje hing ik het papier om mijn nek, en ging naar het Universiteitsplein. Daar stond ik soms urenlang op één plek, of liep wat rond. Ik zei niks. Voorbijgangers reageerden heel verschillend. Sommigen negeerden me, andere riepen: ‘Ja, zo moet het!’

“Ook toen president Ilieuscu werd ingehuldigd stond ik nog op het plein. Er waren duizenden mensen en veel internationale pers. Ik bleef gewoon staan met mijn papier om mijn nek. Het moet die dag geweest zijn dat iemand van de geheime dienst mij heeft opgemerkt.

“Ruim een week later werd ik gearresteerd. Vier maanden heb ik in de gevangenis gezeten. Eerst in een kelder met criminelen, later in een gevangenis waar ik een hongerstaking hield. Het leverde me een verblijf in de isoleercel op, met kettingen om mijn enkels.

“Nadat ik werd vrijgelaten, bleef de geheime dienst me in de gaten houden. Toen we na een rechtszaak hoorden dat ik wéér de gevangenis in moest, zijn mijn vrouw en ik met onze drie kinderen het land uit gevlucht.

“Spijt heb ik zeker niet. Ja, dat mijn actie zo weinig effect heeft gehad, dat vind ik jammer. Maar ik zou het zo weer doen. Het heeft me tot op de dag van vandaag niet losgelaten, de verbittering, het bedrog.”

De Mineriadă

Eind 1989 kwam het Roemeense volk na veertig jaar communistische dictatuur in opstand tegen Nicolae Ceaușescu tijdens de ‘Roemeense Revolutie’. Er zou niet veel veranderen: na Ceaușescu’s val nam Ion Iliescu de macht over. Hij had tijdens Ceaușescu’s bewind hoge politieke functies vervuld en was lid van de communistische partij. De communistische lijn werd volgens velen doorgezet, wat leidde tot nog meer protesten.
Vanaf 25 april 1990 bezetten studenten en andere demonstranten het Universiteitsplein. Toen er op 13 juni rellen op het universiteitsplein uitbraken, en demonstranten onder meer het televisiestation binnenvielen, liet Iliescu die bloedig neerslaan. Duizenden mijnwerkers werden de stad ingereden om de demonstranten bruut neer te slaan tijdens een van de zogenoemde Mineriadă.