De onvoltooide revolutie van Roemenië

‘We zijn even wat regelen op Piata Victoriei’

Twee generaties, één verhaal

In januari 2017 begonnen in Roemenië de grootste demonstraties sinds de revolutie van 1989. Het was het begin van een jaar vol protesten in het door corruptie geteisterde land. Twee mannen over het verlangen naar verandering en het vuur van de strijd. Priester Constantin Jinga werd neergeschoten in 1989: “Die dag was de gelukkigste in mijn leven.” Theatermaker Vlad Dragomirescu werd geboren in 1989 en gaat zo vaak mogelijk de straat op: “De revolutie is nog lang niet voltooid.”

16 minuten Door Emmie Kollau

Boekarest 2017: ‘Dieven, dieven’

Vlad Dragomirescu scheurt zelf de kaartjes. Het is druk in de foyer van zijn eigen theatertje in een donkere straat vlakbij het centrum van Boekarest. Hij staat naast de voordeur en begroet alle bezoekers persoonlijk. Er staat improvisatietheater op het programma. Dragomirescu, geboren in 1989, studeerde filmregie en sound design. Op 1 februari 2017 gooide hij zijn theater voor tweeëneenhalve week dicht. Hij twijfelde daar geen seconde over, hoewel het theater Recul heet, cultuur als medicijn, had hij even belangrijkere zaken aan zijn hoofd.  Op Facebook liet hij een bericht achter: ‘we zijn wat aan het regelen op Piata Victoriei (Victorieplein), we zien elkaar wel weer wanneer het decreet van tafel is’.

De avond daarvoor, op 31 januari 2017, had de net aangetreden Roemeense regering onder leiding van Premier Sorin Grindeanu decreet 13/2017 afgekondigd. Voortaan zouden corruptiemisdrijven met een waarde van minder dan 44 duizend euro niet meer vervolgd worden. Ook zouden vanwege corruptie veroordeelde gevangenen vrijgelaten worden. De maatregel was officieel bedoeld om de druk op de gevangenissen te verlichten, maar zou in de praktijk veel politici maar wat goed uitkomen. Niet in de laatste plaats de leider van regeringspartij PSD Liviu Dragnea, ook beschuldigd vanwege corruptie. Roemenië is een van de meest corrupte landen van Europa volgens bijvoorbeeld de index van Transparency International.

“De maatregel werd laat op de avond afgekondigd.” Dragomirescu lacht schamper: “Misschien hoopten ze dat we het niet door zouden hebben.” Hij zat voor de tv en keek het journaal, wijntje erbij, zijn vrouw en zoontje lagen al in bed. Dragomirescu is een rustige jongen, maar als het over politiek gaat spat er vuur uit zijn ogen en krijgt hij de neiging om de laatste woorden van zijn zin te herhalen: “Ik belde een vriend en zei tegen hem: ze hebben het toch gedaan. ‘Nee, neeee’, riep mijn vriend. We waren al naar kleine demonstraties geweest, een soort van ‘pre-emptive-strike-demonstraties’, waarmee we de regering wilden laten weten: ‘waag het niet’. En nu hadden ze het toch gedaan, nu hadden ze het toch gedaan!”

Dragomirescu springt meteen in de auto, ondanks de wijntjes achter zijn kiezen en zonder zijn vrouw wakker te maken. Bestemming: Piata Victoriei. Simpel, want daar in het aangrenzende regeringsgebouw zitten de verantwoordelijke regeringsleiders nog binnen. Dragomirescu arriveert rond middernacht. Er staan dan al enkele honderden mensen op de immense asfaltvlakte van het Victorieplein dat omringd wordt door grote vierbaans boulevards waarover dag en nacht het verkeer raast. Het is ijskoud, de bomen voor het regeringsgebouw zijn bedekt met sneeuw, maar de mensen komen. En ze blijven komen. Dragomirescu: “Binnen een uur waren we met tienduizenden.”  ‘Dieven, dieven’ roepen de demonstranten naar de politici die zich achter de strenge façade van het regeringsgebouw verschuilen. Ze blijven tweeëneenhalve week staan, het zijn de grootste protestacties sinds de revolutie tegen dictator Nicolai Ceaușescu in 1989.

Foto: Lucian Muntean

Timișoara 1989: een klein incident

600 kilometer westwaarts van Boekarest in de stad Timișoara stond ook Constantin Jinga in de vrieskou op een plein. Jinga (1969) is priester in de kerk waar Vlad Dragomirescu vroeger kwam, ze kennen elkaar goed. “’Hij is een goede priester”, Dragomirescu is er kort en bondig over. Jinga voelt zich tussen duizenden mede-demonstranten in Timișoara  voor het eerst in tijden hoopvol. “Het rook naar de lente van 1990. Ik dacht: dit zou eindelijk wel eens de voltooiing van de revolutie kunnen betekenen.” Hij is niet de enige die naar het verleden verwijst: ‘1989’ komt terug in slogans op protestborden en in hashtags op Twitter. Jinga: “Ik was erg geraakt toen ik een vrouw van ongeveer dertig hoorde zeggen: ‘ik ben hier omdat mijn vader is gedood in december 1989. Nu moet ik voltooien wat hij is begonnen’.”

In tegenstelling tot landen als Tsjecho-Slowakije, Duitsland en Polen verliep de revolutie tegen het communistische regime in Roemenië allesbehalve vreedzaam. Er vielen naar schatting meer dan duizend doden. Constantin Jinga had een van hen kunnen zijn. Hij werd van dichtbij neergeschoten op de eerste dag van de opstand tegen de dictator. “Die dag is nog steeds de gelukkigste van mijn leven”, zegt hij. Er is geen spoor van ironie in zijn stem te bekennen. Gezeten voor een imposante boekenkast in zijn huis vertelt hij via Skype over de tijd die hem gevormd heeft. Als hij eenmaal begint te praten lijkt hij terug gekatapulteerd te worden in de tijd en herinnert zich elk detail. Zijn toon blijft luchtig, zelfs wanneer hij de meest vreselijke dingen vertelt, of misschien juist dan wel.

Constantin Jinga was 20 jaar toen hij eind 1989 zijn militaire dienstplicht afrondde en aan de studies Frans en Roemeens aan de universiteit van Timișoara  begon. Ceaușescu voerde samen met zijn vrouw Elena  nog doodgemoedereerd zijn schrikbewind en er was een gebrek aan alles. Het nieuws over de omwentelingen in de rest van Europa sijpelde maar mondjesmaat tot Roemenië door.  Jinga: “Ik weet nog precies hoe ik met een vriend over straat liep en hij vertelde dat ze de Berlijnse Muur aan het afbreken waren. Ik dacht dat hij een grapje maakte.” Hij en zijn schoolvrienden snakten naar verandering. “We probeerden aan een illegale typemachine te komen om pamfletten te verspreiden en we maakten plannen om de Donau over te zwemmen.” Hij grinnikt om zijn eigen jeugdige overmoed: “We trainden serieus, de Donau is een gevaarlijke rivier, weet je.”

Op zaterdag 16 december 1989 begon ook in Roemenië de revolutie, al had niemand in het land – ook Ceaușescu niet – daar bij het ochtendgloren het minste vermoeden van. De opstand ving aan, misschien zoals alle opstanden, met een ogenschijnlijk klein incident. In Jinga’s thuisstad Timișoara in het westen van Roemenië moest de populaire dominee László Tökes vanwege zijn kritische uitlatingen de stad verlaten. Hij riep zijn parochianen op de ‘verhuizing’ bij te wonen. Er ontstond een illegale samenscholing voor zijn deur.

“Midden in de nacht van zaterdag op zondag werd ik gebeld door een vriendin, ze was in alle staten was.”, vertelt Jinga: “Ze woonde vlakbij dominee Tökes en riep door de hoorn dat er mensen aan het vechten waren met de rode politie. Die mensen schreeuwden om vrijheid. Het was onwaarschijnlijk nieuws. Ik was zo gelukkig op dat moment. Ik vroeg haar of ik zou komen, maar ze vertelde dat de politie de menigte uiteen had gedrevenen. Ik ben gaan slapen, maar om vijf uur ’s ochtends hield ik het niet meer uit.”

Jinga werd om zeven uur bij de universiteit verwacht voor een vrijwilligersdienst in de kantine. “Mijn moeder drukte me op het hart om zeven uur ’s avonds thuis te zijn. Ik ging de nog donkere straat op en zag dat Timișoara een belegerde stad was geworden. Overal waren soldaten.”

Foto: Estera Knaap. De foto is onderdeel van de serie 'Timișoara December 1989' dat ook als boek verschenen is.

Boekarest 2017: de stem van de straat

“Als je met honderd man demonstreert, dan laat je zien dat het je menens is. Als je met tienduizenden bent dan wordt het een feestje.” Het is drie maanden na de afkondiging van het decreet begin 2017. Een mager zonnetje hult Boekarest in wit licht. Vlad Dragomirescu zit weggedoken in een dikke winterjas op het terras van een hip café om de hoek van de universiteit. Door een rietje drinkt hij van een huisgemaakte limonade met een ingewikkelde naam. De ochtend na de eerste demonstratie checkte hij meteen het nieuws. “Ik kreeg er vertrouwen van, want intellectuelen, kunstenaars, schrijvers, filosofen, universitaire docenten, het hele justitiesysteem - behalve de Minister van Justitie dan natuurlijk- van rechters, openbaar aanklagers…” Dragomirescu neemt een teug adem en vervolgt: “het anti-terrorisme departement, het anti-fraude departement, echt iedereen bekritiseerde die nieuwe wet, echt iedereen. Ik ben meteen teruggegaan naar Piata Victoriei. Werken had toch geen zin, want de acteurs, het publiek en mijn collega’s waren ook daar. Het was spectaculair: ijskoud, maar er werd getrommeld en mensen waren heel inventief met slogans en protestborden. Het gevoel voor humor van Roemenen als het slecht gaat is interessant. Het plein werd een soort Griekse agora. Je ging ernaar toe en ontmoette er mensen waarmee je over van alles discussieerde.”

Begin februari 2017 demonstreren in Roemenië meer dan 300 duizend mensen per dag. Nepnieuws, zoals bij elke opstand, floreert en neemt zelfs bizarre proporties aan. Zo verspreidt Romania TV, geleid door zakenmensen die zelf verdacht worden van corruptie, het nieuws dat de demonstranten betaald krijgen voor hun aanwezigheid door multinationals. Volwassenen 100 lei, kinderen 50 lei en honden 30 lei. De demonstranten nemen als reactie zoveel mogelijk viervoeters mee naar het plein. Dragomirescu roept uit: “Alsof we betaald zouden worden door Danone! Danone, die bloedzuigende vampiers van een joghurtmakers!”

Op 4 februari kondigt premier Grindeanu op televisie aan dat hij de ‘stem van de straat’ toch gehoord heeft en ‘geen tweedeling in de Roemeense samenleving’ wil. Het Parlement gaat debatteren over een nieuwe corruptiewet en Minister van Justitie Florin Iordache moet zijn ‘verantwoordelijkheid nemen’. Hij treedt niet af, dat doet hij pas enkele dagen later.

De reactie van de regering is te vaag en niet overtuigend, oordeelt het Roemeense volk. De volgende dag zijn de demonstraties nog massaler. Meer dan 600 duizend mensen gaan in Roemenië de straat op. Luidkeels eisen ze het aftreden van de regering en nieuwe verkiezingen.

Foto: Tijl Akkermans

Timișoara 1989: Dit is geen vuurwerk.

“We hadden besloten het radiostation in te nemen.” Jinga zegt het met een bijna verontschuldigende glimlach. Met medestudenten op de campus werkten ze een gedetailleerd plan uit.  Ze wisten dat een paar jaar ervoor in de stad Brașov een revolte tegen Ceaușescu gewelddadig in de kiem gesmoord was door de Securitate. Dat kon makkelijk omdat de stad zo geïsoleerd lag, de rest van Roemenië hoorde er pas van toen de betrokkenen al in de gevangenis zaten. Jinga: “We verwachtten dat de telefoonkabels doorgeknipt zouden worden en wilden ervoor zorgen dat het nieuws van de opstand zich zou verspreiden en hoopten dat de rest van Roemenië ons dan niet in de steek zou laten.”

De studenten hoorden geschreeuw van buiten. Door de ramen zagen ze een groep van ongeveer honderd mensen aan komen lopen. “Wij willen vrijheid” en “weg met het communisme”, riepen ze. Jinga: “De ME sloeg de menigte uiteen. We wilden erheen, maar werden door een ander peloton tegengehouden. In de kantine hielpen we uiteindelijk twee heftig bloedende mannen. Ze waren naar de universiteit gekomen om ons op de hoogte te brengen van de situatie in het centrum.”

Jinga besloot naar buiten te gaan. “Er liepen militairen met machinegeweren op straat. Ze waren echt overal. Ze hadden hun oorlogsuitrusting aan, dat wist ik, want ik was net zelf in dienst geweest. Ik voelde een soort van medelijden met die jongens: ze waren zo te zien midden in de nacht uit hun bed gehaald, één had zijn schoenen verkeerd om aan.” Hij lacht hard als om een mop.

De revolutie mocht dan op uitbreken staan, vooralsnog ging het gewone leven ook nog door in Timișoara . Het zoontje van de vriendin die Jinga die nacht gebeld had, was net geopereerd. Hij besluit hen op te zoeken in het ziekenhuis. Het gaat goed met het kind, en de vriendin wilde per se met Jinga mee het centrum in. “Ik kon haar niet op andere ideeën brengen.” Bij het gemeentehuis stuitten ze op een grote mensenmassa. Jinga: “Ik had het gevoel dat heel Timișoara buiten was. Mensen riepen ‘geen geweld, geen geweld!’” Toen hoorde hij een enorm kabaal. ME-ers sloegen met knuppels op hun schilden: boem, boem, boem. De demonstranten trokken zich terug in hun richting. Ze beseften dat dit een uitgelezen kans was om de menigte naar de universiteit te dirigeren, om daar alle studenten de straat op te krijgen. “We begonnen in de wilde weg naar mensen te roepen. En dan als een wonder begon de hele massa naar de studentencampus te lopen. Wel duizend man, een ongelooflijk gezicht.”

Ze waren een kilometer of wat onderweg toen ze schoten hoorden. “Dit is geen vuurwerk”, zei Jinga tegen de vriendin. Hij hoopte toen nog dat het losse flodders waren.

Foto: Tijl Akkermans

Boekarest 2017: De verkeerde kant

Twintigers zitten heup aan heup op de houten bankjes in de kleine theaterzaal van Recul. Ze schuiven nog wat dichter bij elkaar om plaats te maken voor een late binnenkomer. Achterin staat Vlad Dragomirescu achter het mengpaneel. Hij doet zo’n beetje alles zelf hier, dus ook het licht en geluid. Een gordijn is er niet, een Franse en Italiaanse acteur betreden vanuit de foyer het simpele podium. In een mengelmoes van talen improviseren ze op woorden die door het publiek worden geroepen. Er wordt luid geschaterd.

Humor kan helpen, vindt Dragomirescu. Pasgeleden nog regisseerde hij hier zijn eigen stuk: ‘Fiare’, oftewel ‘Het Beest’. “Het gaat over de ongelukkige connectie tussen de kunstwereld, het theater en politiek. Er zijn een heleboel gerespecteerde acteurs die de verkeerde kant kiezen. Het is een komedie over dingen die eigenlijk niet grappig zijn. Maar, misschien als je erom lacht, wie weet…”

Wat ‘de verkeerde kant’ is, is simpel als je het Dragomirescu vraagt: “Om het maar even bot te zeggen, de verkeerde kant is die van de PSD, de regeringspartij. Er zitten nog oud-leden van de Communistische Partij in. Het is de partij van Iliescu! Van Iliescu!” Ion Iliescu volgde Ceaușescu  op meteen na de revolutie. Hij wordt ervan beschuldigd in juni 1990 mijnwerkers geronseld te hebben om demonstranten tegen zijn regering in elkaar te slaan. Er vielen honderden doden. Ondanks dat werd hij in de jaren negentig en 2000 nog tweemaal president van het land. Dragimirescu: “We leven nu meer dan zeventwintig jaar later en …..”. Hij laat een veelzeggende stilte vallen. “Ik zeg niet dat een andere partij beter is, want eerlijk gezegd er is op dit moment geen goede partij. Het is gewoon een tragedie, een tragedie.”

Oudere revolutionairen klagen graag over de Roemeense jeugd, die zich niet voor de geschiedenis zou interesseren. Bij Dragomirescu is daar geen sprake van. Geboren in 1989, precies één dag voor de val van de Berlijnse Muur, als kind van een vader die meedeed aan de revolutie vertelt hij de verhalen van toen alsof hij er zelf bij was. Hij groeide op in het stadje Resita onder de rook van een reusachtige staalfabriek, die na de val van het communisme - ironisch genoeg volgens Dragomirescu - in Russische handen kwam. “Mijn vader was een overtuigde orthodoxe christen en religie was verboden tijdens het communisme. Hij luisterde dagelijks naar Radio Free Europe. Na de revolutie werd hij politiek actief. Hij was naïef toen, heel idealistisch, dacht dat hij echt iets kon veranderen. Als hij het niet kon, wie dan wel?”

Dragomirescu ziet een link tussen de grote demonstraties van 2017 en de revolutie tegen Ceaușescu.  “In 1989 wilden mensen, behalve brood op de plank vooral vrijheid. Al is dat is een beetje te romantisch gezegd want we kenden het hele concept van vrijheid niet. Mensen gingen de straat op omdat ze een land wilden zoals in het buitenland. Ze keken over de grens en zagen dat zelfs de Serven in Joegoslavië het beter hadden. Mensen wensten politici die nadenken over het welzijn van het volk, politici die de waarheid vertellen – of nou ja, de waarheid is natuurlijk een lastig concept, maar het zou fijn zijn als ze in ieder geval informátie zouden verspreiden. Liviu Dragnae, de echte leider van de PSD, is veroordeeld voor stemmenfraude! De gewelddaden van tijdens de revolutie en daarna zijn nooit goed onderzocht, er is nog zoveel onduidelijk. Nee, in zekere zin is de revolutie van 1989 nog lang niet voltooid.”

Foto: Tijl Akkermans

Timișoara 1989: Jongens

“Ik zag flitsen in de lucht. Ik hoopte maar dat het van een vuurpijl kwam om de menigte te verlichten, maar of dat het was?” Constantin Jinga, net uit dienst kende het geweldsprotocol van soldaten uit zijn hoofd: Eerst ‘stop’ zeggen, dan ‘stop of ik schiet’ en als de persoon dan doorloopt in de lucht schieten en pas in laatste instantie je pistool op de persoon richten. “Op de benen, want je wil niet doden.” Hij kon zich dan nog niet voorstellen dat de soldaten echt zouden gaan schieten op mensen: “Die soldaten waren jongens zoals ik.”

Honderden mensen kwamen zijn kant op gerend. Hij en de vriendin werden meegevoerd in de stroom, de brug over in de richting van de kathedraal.  Er werd opnieuw geschoten. Het geluid hield minutenlang aan. Jinga lacht niet meer als hij het vertelt: “Het was alsof de oorlog was uitgebroken. Ik begon me te realiseren dat het niet makkelijk zou worden.”

Of hij bang was? Er breekt toch weer een lach door op zijn gezicht. “Helemaal niet, ik begon nu pas echt goed in de stemming te komen om… om wat dan ook te doen.”

Boekarest 2017 #Insist

Om negen uur exact klinkt het volkslied over de asfaltvlakte van Piata Victoriei. In de ondergaande junizon staat een man of veertig in een cirkel voor het regeringsgebouw.  Hun gezang gaat ten onder in het geraas van passerende auto’s. De grootschalige protesten zakten vanaf half februari ineen. Een klein plukje demonstranten houdt echter vol. Dagelijks staan ze hier, nu al 134 dagen achtereen en ze zullen tot het eind van het jaar standhouden. Ze hebben een klein kampementje opgeslagen van een paar plastic stoelen, een parasol en een koelbox recht voor het regeringsgebouw.  Twee spandoeken staan langs de weg: #rezist staat op het ene, #insist op het andere. Na het volkslied keren de demonstranten zich tot het regeringsgebouw en scanderen: ‘Aftreden! Aftreden!’ Het regeringsgebouw geeft geen krimp. Voorbijrazende auto’s toeteren naar de demonstranten, soms neemt iemand de moeite het autoraampje open te draaien en te roepen: “Zoek een baan, sukkels!”

Vlad Dragomirescu probeert zich zo vaak mogelijk bij de demonstranten te voegen: “Onze vraag was heel simpel: het decreet weg en daarna jullie. De regering zit er nog steeds. En daarom ga ik nog elke zondag. Met nog twintig anderen ofzo, voegt hij er wat ironisch aan toe. Maar cynisch is hij niet. “Er is echt wat veranderd in Roemenië. Er is een beweging ontstaan. Mensen hebben hun angst aan de kant gezet. Angst die niet gek is, want mensen herinneren zich het geweld van het verleden. Wie op wie schoot in ’89, niemand weet het.” Ook Constantin Jinga denkt dat er iets is veranderd: “Mensen zijn zich meer bewust geworden van hun macht. Ze hebben solidariteit herontdekt. Nu moeten ze het nog leren te gebruiken”, voegt de priester eraan toe.

Dragomirescu probeert optimistisch te blijven: “Ik moet wel, ik wil niet naar een ander land verhuizen. Ik wil blijven op de plek waar ik thuis ben, maar ik wil niet mijn kinderen opvoeden tussen al dat vuilnis. En daarmee bedoel ik niet het afval op de grond, of nou ja dat ook, maar ik bedoel een politiek schone situatie. Ik wil geen leider die afpersing niet zo belangrijk vindt.”

Foto Tijl Akkermans

Timișoara 1989 : De gelukkigste dag van zijn leven

“We werden gestopt door soldaten. Ze droegen machinegeweren en een beetje vreemd, ze stonden in twee rijen achter elkaar opgesteld." Constantin Jinga wilde de vriendin terugbrengen naar het ziekenhuis zodat zij weer bij haar zoontje kon zijn. Hijzelf was van plan door zijstraatjes terug naar de campus te gaan om daar de bezetting van het radiostation verder te organiseren. “De situatie was overduidelijk zo ernstig, dat we de internationale media op de hoogte móesten brengen.”

“We stonden er met een man of tien. Naast ons een moeder met twee kinderen en een oude man. ‘Gaan jullie ons neerschieten?’, vroeg iemand. ‘Jullie zijn Roemenen, waarom zouden jullie ons neerschieten? Houden jullie soms van Ceaușescu ? En van een ijskoude douche en niks te eten?’ De soldaten antwoordden de man niet. Hij ging gewoon verder: ‘deze mensen kunnen jullie broers en zussen zijn, willen jullie hen neerschieten?’

Op dat moment zag Jinga vanuit zijn ooghoeken een officier aan komen lopen. “Hij verordonneerde de soldaten zich terug te trekken. Tenminste dat dacht ik. Ik herinner me dat ik hun stappen telde: een, twee, drie, vier… en toen richtten ze hun geweren. Ik zei tegen mezelf dat dat was om ons te intimideren. Maar…, toen…, ik zag dat ze schoten. Zomaar. De oude man naast mij viel om.” Jinga schraapt zijn keel: “Hij was in zijn hoofd geschoten. Ik draaide me om en zag de vrouw rennen met de twee kinderen aan haar hand. De kleinste heeft het niet overleefd, hoorde ik later. In een flits van een seconde maakte ik een draai en probeerde mijn vriendin op de grond te drukken. Op dat moment ben ik geraakt in mijn schouder. Ik voelde geen pijn, alleen een gevoel van machteloosheid. Ik zag bloed en dacht dat ik ging sterven. Dat had ik gezien in films. Gek genoeg flitste er ook door mijn hoofd dat ik nu te laat bij mijn ouders zou komen. Ik begon te bidden en alles werd rustig. Met terugwerkende kracht was het een geweldig gevoel, heel mooi. Haha, ik zou het niet graag overdoen hoor.” Jinga werd door vier mensen naar het ziekenhuis gebracht. Een van hen werd daarbij geraakt. “Ik weet tot op de dag van vandaag niet wat zijn naam is.”

Zijn schouder is nooit meer helemaal de oude geworden. Vanuit zijn ziekenhuisbed zag Jinga hoe de rest van de revolutie zich ontvouwde. Op 21 december hield Ceaușescu in Boekarest vanaf het balkon van het parlementsgebouw een speech voor een zogenaamde ‘tegendemonstratie’ van duizenden mensen. Zijn woorden werden live uitgezonden op tv. Plots riep iemand uit het publiek ‘Timișoara ! Timișoara !’. Andere volgden. Op de tv-beelden zie je Ceaușescu even aarzelen, zijn volgende zin blijft in de lucht hangen. Hij zwijgt en kijkt ontredderd in het rond. Dan wordt de televisieverbinding verbroken. De opstand verspreidde zich naar de hoofdstad. Op 22 december vluchtten Nicolai Ceaușescu en zijn vrouw Elena in paniek met een helikopter Boekarest uit. Tijdens een schijnproces werden ze op Eerste Kerstdag ter dood veroordeeld en onmiddellijk voor het vuurpeloton gesleept.

Epiloog: Boekarest 1 jaar later

Begin december 2017, bijna een jaar na de grootschalige februari-demonstraties, demonstreert Vlad Dragomirescu voor het parlementsgebouw. ‘Verbrand de PSD’, schrijft hij op zijn Facebook-site. Het parlement wil een wet invoeren die de greep van de regering op het justitiesysteem verstevigt en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aan het wankelen brengt. Wie het onderzoek leidde voorafgaand aan het wetsvoorstel? Florin Iordache, de Minister van Justitie die verantwoordelijk was voor het corruptie-decreet. De dag na kerstmis maakt de PSD bekend een nieuwe wet te willen invoeren die corruptiemisdrijven tot een bedrag van 200.000 euro onbestraft laat.

Share this